Leer je sporters om feedback te geven en te ontvangen

Als het goed is bevat feedback specifieke informatie over de vergelijking tussen een bepaalde norm of verwachting en een (feitelijke) observatie. De meeste mensen hebben de neiging om aandacht te besteden aan het negatieve (wanneer niet aan de verwachting voldaan wordt), maar het kan natuurlijk evengoed gaan over positieve situaties waarin de verwachting wordt overtroffen.

Los van het gegeven of de feedback positief of negatief is, het geven en ontvangen van feedback is niet iets dat iedereen van nature goed kan. Op internet zijn allerlei lijstjes te vinden met aandachtspunten die belangrijk zijn met betrekking tot het geven en ontvangen van feedback, ik beperk me hier tot drie van die aspecten.

  • Het moet gaan over waarneembaar gedrag, niet om de beoordeling of interpretatie ervan. Goede feedback geeft dus een feitelijke beschrijving van de handeling of situatie, bij voorkeur dingen die zichtbaar of hoorbaar zijn.
  • Formuleer je observatie in de ik-vorm.
  • Geef de ander de mogelijkheid om te reageren.

Een voorbeeld. Een trainer kan denken dat een bepaalde jeugdsporter verlegen is, wanneer oogcontact vermeden wordt. Maar dat is een interpretatie van de situatie. De feedback naar de sporter zou dan kunnen zijn: “Ik zie dat je iedere keer wegkijkt als ik oogcontact met je probeer te maken.” De reactie van de sporter zal je dan meer informatie geven over de manier waarop je dat gedrag kan interpreteren.

Als trainer kun je er ook baat bij hebben als je sporters dit onderling goed kunnen. Immers, als je als trainer je sporters zo wilt opleiden dat ze zo onafhankelijk mogelijk van jou kunnen functioneren tijdens een wedstrijd, dan zullen jouw sporters elkaar feedback moeten kunnen en durven geven. Je zou daar onderstaande twee oefenvormen voor kunnen gebruiken.

Oefenvorm #1

In deze oefenvorm laat je sporters, op basis van bovenstaande drie aandachtspunten, elkaar feedback geven op de uitvoering van een bepaalde tactiek. Denk bijvoorbeeld aan de volgende mogelijkheid. Verdeel je trainingsgroep in twee viertallen, beide viertallen verdelen zich in een drietal (zij gaan een wedstrijdje spelen) en één coach. Na enkele minuten volgt er een verplichte time-out waarin de ‘coach’ zijn observaties deelt met het team. Na deze verplichte time-out wordt er binnen het viertal gerouleerd zodat iedereen een keer de rol van coach krijgt.

Oefenvorm #2

Plan een meeting voor je trainingsgroep en verdeel de groep in drietallen. Ieder groepje krijgt de opdracht om geblinddoekt, in drie minuten, een zo hoog mogelijke toren van suikerklontjes te maken. Daartoe kiezen ze één bouwer (die geblinddoekt zal worden), één coach die de bouwer verbaal aanwijzingen mag geven en één observator die zowel de bouwer als de coach gaat observeren. Na het bouwen, waarbij het jou als trainer / coach natuurlijk niet gegaan is om de hoogste toren, laat je de observatoren feedback geven aan de bouwer en de coach. Vervolgens mogen zij weer feedback geven op de feedback. Dit alles uiteraard aan de hand van de drie feedback regels.