In het wetboek van strafrecht kun je het begrip de onrechtmatige daad tegenkomen. In sporttermen zou je dat een oneerlijke behandeling kunnen noemen. Op het moment dat iemand zich oneerlijk behandeld voelt heeft hij of zij vaak de neiging om te protesteren, vanuit een soort slachtofferschap.
Dat dat ook in de sportwereld voorkomt is dus volstrekt logisch. Sterker nog, afgaande op het profvoetbal lijkt dat soms wel de norm. Enerzijds zou je kunnen zeggen dat het in het profvoetbal verklaarbaar is, het gaat daar immers om (grote) financiële belangen. Anderzijds levert het over algemeen alleen maar frustratie (en soms een gele kaart) op. Verspilde energie. Reden te meer om onze jeugdige sporters te leren om daar op een andere manier mee op te gaan.
Als iemand zich oneerlijk behandeld voelt heeft diegene de keuze om toe te geven aan zijn of haar emoties, of kan proberen het beste te maken van de nieuw ontstane situatie. Een dergelijke blik op de situatie ligt dichtbij de Stoïcijnse aanpak (op basis van Stoïcijnse filosofie), zoals Mark Tuitert die propageert. In zijn wekelijkse nieuwsbrief (Marks Mindset; wat mij betreft een aanrader) deelt hij waardevolle inzichten die hierbij kunnen helpen.
Verdeel je trainingsgroep in tweetallen, ieder tweetal speelt een ‘wedstrijdje’ 1-tegen-1. Deze tweetallen geef je een oefenvorm waarin ze individueel punten kunnen scoren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan handballers die om-en-om met een bal richting een bepaald target moeten gooien. Na een paar minuten vraag je de scores op, laten we zeggen dat één tweetal is geëindigd met een score van 12-8. Vervolgens krijgt het tweetal de opdracht om dezelfde oefening nogmaals te doen, maar nu starten ze met de eindstand van zojuist. Bij iedere succesvolle poging gaat er nu een punt af (in plaats van dat er een punt bij komt, zoals normaal). Wie heeft zijn score het eerst teruggebracht naar nul? Je kunt dit ‘trucje’ toepassen bij iedere oefenvorm waarin punten geteld worden, zowel individueel als ook in teams. Let op! Hier creëer je een situatie die oneerlijk voelt, maar niet oneerlijk is. Immers, als de ene sporter 12 punten kan scoren in de tijd dat de andere sporter 8 punten scoort, dan moet dat ook nog een tweede keer kunnen.
Verdeel je trainingsgroep in twee teams en laat deze een wedstrijd met aangepaste regels spelen. De regels moeten er in ieder geval in voorzien dat jij als trainer het spel opnieuw opgang kan brengen zodra een bal uit het spel is, bijvoorbeeld in geval van een (doel-) punt of als een bal ‘uit’ gaat. Laten we hiervoor volleybal als voorbeeld gebruiken. Iedere keer als er een bal op de grond is gevallen moet er een nieuwe bal in het spel gebracht worden. Door één team op zo’n moment een makkelijke bal te geven geef je dat een grotere kans op de volgende score, geef je datzelfde team een moeilijke bal verklein je hun kans op een score. Evenzo kun je ervoor kiezen wel of niet te wachten totdat het hele team weer (goed) opgesteld, of juist niet.
Wees je er overigens van bewust dat de geschetste oefenvormen alleen bepaald gedrag bij je sporter zichtbaar maakt. Het leermoment moet vervolgens komen uit de manier waarop je dat als trainer daar met je sporter op reflecteert.