Een sporter moet het gevoel hebben erbij te (kunnen) horen en welkom te zijn. Hiervoor zijn veiligheid en sociale steun van essentieel belang. Daarbij gaat het dus niet alleen om de relatie tussen de trainer-coach en de sporter, maar juist ook om de relatie tussen de verschillende sporters in de groep. Als trainer-coach heb je middels het opleggen van regels aan … en het maken van afspraken met je trainingsgroep een middel in handen om al deze relaties op een positieve manier te beïnvloeden.
In deze vierdelige serie van sportpedagoog Bart Schmeits staat het gedachtengoed van de zelfdeterminatietheorie centraal. Deze theorie gaat ervanuit dat ieder mens van nature drie psychologische basisbehoeften heeft: competentie, relatie en autonomie. In deze reeks korte artikelen voorziet Bart Schmeits al die welwillende en goedbedoelende vrijwilligers van achtergrondinformatie en concrete tips, opdat iedereen zijn of haar rol zo goed mogelijk kan vervullen. Ook in de ogen van de sporters!
De woorden ‘regels’ en ‘afspraken’ worden vaak door elkaar gebruikt. Ten onrechte, aangezien het twee verschillende dingen zijn. Een regel wordt opgelegd door iemand, bijvoorbeeld door de trainer aan de sporters. De sporters hebben de regel gewoon op te volgen, daar is geen discussie over. De consequentie daarvan is dat je als trainer ook de taak hebt om de regel te handhaven. Stel dat de regel is dat iedereen twee minuten voor de training omgekleed langs de rand van het veld klaar moet staan, dan moet er voor iedere overtreding van die regel een passende ‘sanctie’ zijn. En hoe legitiem de reden ook is dat de regel wordt overtreden, te laat is te laat (en dus volgt er een sanctie). Dat geldt dus ook voor de trainer-coach! Een afspraak, daarentegen, wordt gezamenlijk gemaakt, met instemming van iedereen. Let op! Dat wil niet zeggen dat iedereen het eens is met de afspraak, maar er dus wel mee instemt. Het nakomen van die afspraken en het handhaven daarvan is daarmee een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Buiten spelende kinderen doen dit bijna altijd op die manier, het is dan een soort onderhandeling waarbij niemand precies zijn of haar zin krijgt. Dus stel dat de regel over het op tijd komen uit de vorige alinea een afspraak zou zijn, dan kan de betreffende sporter ook worden aangesproken door de andere teamleden.
De grootste valkuil hierbij is dat je als trainer een regel van jezelf ‘verkoopt’ als een afspraak. “Hebben wij niet afgesproken dat je 5 minuten voor de start van de training omgekleed aanwezig bent?” Het eerlijke antwoord is bijna altijd: nee! Als dat al gecommuniceerd is, is dat meestal als regel opgelegd.
Als een regel wordt overtreden of een afspraak niet nagekomen, dan is het belangrijk om dat op de juiste manier op te treden. Drie aspecten zijn dan belangrijk:
* Tijd > De tijd tussen het overtreden van de regel of afspraak en het aanspreken daarop mag niet te lang zijn. In z’n algemeenheid kun je zeggen dat hoe korter die tijd is, hoe groter effect. Zeker als je met kleine kinderen te maken hebt.
* Toon > De intonatie en het volume waarmee gesproken wordt op het moment van aanspreken, en de gekozen woorden, zijn belangrijk. Wat in de randstad ‘hoekig’ of ‘duidelijk’ heet, noemen ze in een klein dorp waarschijnlijk ‘lomp’ of ‘respectloos’.
* Perspectief > Het aanspreken begint vaak met een begrenzing (Laat dat!, Niet doen! of Nee!), al hoeft dat niet. Wat wel altijd onderdeel van het aanspreken moet zijn, is het schetsen van perspectief, het benoemen van het gedrag dat je als trainer WEL wilt zien. Als een sporter door je uitleg heen praat kun je hem aanspreken met “Dave, stop met door mijn uitleg heen te praten, ik wil dat je nu eerst met aandacht naar me luistert. Na mijn uitleg kun je door je vinger op te steken laten zien dat je een vraag hebt, dan krijg je vanzelf de beurt.”
Door middels duidelijke regels en afspraken te zorgen voor een prettig sociaal klimaat ontstaat er sociale steun binnen de groep, denk aan aanmoedigen en complimenteren. Dergelijke sociale steun heeft niet alleen een positief effect op de onderlinge relaties, maar vergroot ook de competentiegevoelens (zie deel #2 uit deze reeks). Hieronder volgen nog een aantal concrete acties die je als trainer kunt ondernemen:
* Zorg dat je voor de training iedereen individuele aandacht geeft. Gewoon even welkom heten en bij de voornamen noemen is vaak al genoeg, maar een wat langer gesprekje kan natuurlijk ook.
* Gebruik oefenvormen die gericht zijn op samenwerken. Maak niet alleen dezelfde groepjes, maar wissel ook regelmatig de samenstelling van de groepjes.
* Beloon gewenst gedrag, maar alleen als het ‘meer’ is dan je mag verwachten. Dat iemand zijn eigen rommel opruimt hoef je niet extra te bekrachtigen, voor een ‘gemiddeld’ kind zou dat immers tot het normale gedrag moeten behoren (mocht je te maken hebben een sporter voor wie het wel ‘uitzonderlijk’ is, dan is dat uiteraard wel het benoemen waard). Iemand die de tas van een geblesseerde teamgenoot draagt complimenteer je wel.
Naast het ‘erbij horen’ kent ‘relatie’ nog een ander belangrijk aspect. In een goede relatie is ook duidelijk hoe de (machts-)verhoudingen liggen en wie welke taken en verantwoordelijkheden heeft. Trek je als trainer teveel naar je toe, je laat dan te weinig ruimte voor inbreng en inspraak van je sporters, dan levert dat vroeg of laat ‘gedoe’ op. Overigens, wanneer je jouw sporters teveel laat bepalen loop je dat risico ook. Meer daarover lees je in het laatste (en vierde) deel van deze reeks, daarin gaat het over de basisbehoefte autonomie.
Bart Schmeits is opgeleid tot docent bewegingsonderwijs en bewegingswetenschapper, met sportpsychologie als specialisatie. Zijn werkzaamheden als sportpedagoog richten zich op de thema’s leren, bewegen en leren bewegen, gespecialiseerd in het werken met kinderen en pubers. Dat doet hij enerzijds als trainer (zaal- en beachvolleybal) en trainersbegeleider (volleybal en voetbal), anderzijds door zijn kennis te delen als expert-opleider in allerlei workshops (o.a. voor NOC*NSF). Naast deze werkzaamheden verdiept hij zich graag in groepsdynamiek en de werking van spierketens.
Hoe zorg je als jeugdtrainer voor plezier, vergroot je het zelfvertrouwen én stimuleer je de motivatie van je sporters? Maandag 19 juni as. leidt Bart Schmeits een workshop over deze onderwerpen. Meer informatie vind je via onderstaande button.