Serie Grip op jouw groep - deel 3 De ongeschreven regels

Na de eerste twee artikelen kun je nu deel drie lezen uit de serie Grip op jouw groep

In artikel #2 is beschreven hoe je inzicht kan krijgen in wie de meest invloedrijke sporters in jouw groep zijn, door het opstellen van een sociogram. Degene die als meest invloedrijk in dat sociogram staat, is vaak (maar niet altijd!) degene die ook de grootste stempel drukt op het gedrag van de groep. Dat doet hij of zij door het opleggen van ongeschreven regels, je zou ze ook sociale normen kunnen noemen. Het geheel van die sociale normen heeft een bepaald effect op het gedrag van jouw sporters, dat effect is hetgeen waar jij als trainer last van kan hebben. Een last die, in meer of mindere mate, ook door de andere sporters in de groep ervaren kan worden. Door vervolgens woorden te geven aan dat effect maak je het tastbaarder, concreter. We noemen dat vanaf nu de dominante norm .

De norm is in beginsel neutraal

Overal waar mensen met elkaar te maken hebben, zijn er (sociale) normen. Die normen zijn in beginsel neutraal, afhankelijk van de dynamiek in de groep zijn er vervolgens positieve of negatieve effecten merkbaar. Neem als voorbeeld de norm ‘we houden het gezellig’, die klinkt positief. En die norm kan ook heel goed voor een positieve sfeer zorgen. Totdat onder het mom van diezelfde norm conflicten onbesproken onder het tapijt worden geveegd, dan kunnen er ook negatieve effecten merkbaar worden.

Ook binnen het trainersgilde van een vereniging gelden dus sociale normen, die positief of negatief kunnen uitwerken. Je kunt daarbij denken aan een vereniging waar niet voldoende ‘veld’ (baan, bad, zaal, …) beschikbaar is om iedereen op de thuis accommodatie te laten trainen. Zijn het dan alleen de breedteteams die twee dorpen verder moeten gaan trainen, of geldt dat ook voor de ‘topteams’? Kan iedereen gebruikmaken van kwalitatief goed materiaal, of is het altijd dezelfde trainer die met de nieuwste spullen werkt?

Mogelijke dominante normen

Drie veelvoorkomende normen die doorgaans een negatief effect hebben op de dynamiek in groepen, worden hieronder verder uitgewerkt[i]. De structuur is daarbij steeds dezelfde. In de eerste alinea lees je manieren waarop de norm zich kan uiten in jouw groep. De tweede alinea beschrijft de kern van jouw ‘probleem’ en biedt een klein aantal potentiele oplossingen / oplossingsrichtingen.

[i] Deze normen worden beschreven in het artikel Het mag meer ons zijn (Dokman, I., Oldeboom, B., Visser-van Balen, H., Beusekom, R.); 2023

1. Ik maak het zelf wel uit

In deel #2 van deze reeks is een fictieve groepsdynamische observatie beschreven. Uit de analyse ontstaat een eerste hypothese, namelijk dat Kim degene is die relatief veel invloed heeft op het gedrag van de hele groep. Als zij ergens zin in heeft en dat (non-) verbaal laat merken, dan doet de hele groep goed mee. Het tegenovergestelde kan ook gebeuren, als zij ergens geen zin in heeft of het nut er niet van inziet, dan zullen in ieder geval ook Nina, Lieke en Paula minder hard werken. Een voorbeeld daarvan is het moment dat dit viertal zich laat opsplitsen door Linda, Jessy, Veronique & Claire. Je zou kunnen zeggen dat ze meedoen, maar wel op hun eigen ‘voorwaarden’. De ongeschreven regel (lees: dominante norm) die zij uitdragen staat bekend als ‘ik maak het zelf wel uit’. Kenmerkend hiervoor is dat de sporters ‘ongeveer’ doen wat je van ze vraagt, maar ‘stiekem’ hun eigen gang gaan. Ze voldoen wel aan het doel, maar niet aan de bedoeling. In dit voorbeeld staat daardoor de kwaliteit van de oefenvorm onder druk. Maar het kan zich in negatieve zin ook uiten in een traag tempo (tijdens het halen van de materialen ook meteen drinkpauze houden) of op de inhoud (door zelf een alternatieve puntentelling te hanteren).

Een groep waarin deze norm heerst is als het ware continu met jou aan het onderhandelen over de voorwaarden waaronder ze doen wat er van ze gevraagd wordt. Dat kan zowel verbaal als non-verbaal zijn op de inhoud, het tempo of in de kwaliteit van de uitvoering. Het beste wat je kan doen is de opdrachten kristalhelder formuleren en iedere poging tot onderhandeling meteen smoren met “Nee.” (spreek uit als nee-punt). Als je daar wel in mee gaat, ga je steeds meer ruimte geven aan de trainingsgroep om eigen invulling te kiezen. Hoe vaker je dat doet, hoe moeilijker het wordt om die ruimte terug te pakken. Je gezag verandert dan (steeds meer) in schijngezag.

2. Ik bepaal voor ons

De norm ‘ik bepaal voor ons’ zou je kunnen zien als een extremere vorm van de norm ‘ik maak het zelf wel uit’. Voldoen ze bij deze laatste over het algemeen wel aan het doel maar niet aan de bedoeling, bij ‘ik bepaal voor ons’ gaan sporters gewoon hun eigen gang. Hadden Kim en haar clubje zich op basis van deze norm gedragen, dan hadden ze zich waarschijnlijk niet laten opsplitsen. Of ze hadden zich wel laten opsplitsen, maar vervolgens bleven ze gewoon met elkaar kletsen zonder aandacht te hebben voor hun nieuwe maatje en de oefening. Naast deze confronterende manier, kan het ook veel subtieler. Iemand die ‘toevallig’ naar de wc moet op het moment dat jij net een saaie of zware oefening hebt uitgelegd.

De norm ‘ik bepaal voor ons’ gaat in de kern om ‘macht’, wie heeft het voor het zeggen in de groep? Als je als trainer deze norm in je groep hebt, dan is de oplossing in theorie simpel. Leg helder uit onder welke voorwaarden iemand mee mag doen tijdens de training. Op het moment dat iemand zich daar niet naar gedraagt heeft hij of zij de keuze: gedrag aanpassen, of de training verlaten. Als ze niet kiezen, of beloven hun gedrag aan te passen (maar het niet doen) kun jij als trainer op dat moment de keuze voor hem of haar maken.

3. Zie mij

Als je een trainingsgroep hebt met waarin de norm ‘zie mij’ sterk aanwezig is, dan wordt er gepingpongd met je aandacht. Sporters praten door je uitleg heen, reageren continu op acties van anderen en tijdens de oefeningen doen ze als commentator realtime verslag van hetgeen er gebeurt. Je bent dan als trainer geneigd om overal op te reageren, waardoor jij letterlijk van links naar rechts aan het kijken bent om steeds contact te maken met degene die verantwoordelijk is voor de verstoring. Ook deze norm kent subtiele uitingsvormen, bijvoorbeeld sporters die iedere training wel ergens last van hebben. In week 1 zijn ze van hun fiets gevallen, in week 2 is iemand op hun tenen gaan staan en week 3 zijn ze gekrabd door de huiskat.

Om te voorkomen dat jij horendol wordt van het gepingpong met jouw aandacht, kun je inzetten op twee dingen. Enerzijds is dat het uit contact begrenzen van de verstoringen (bijvoorbeeld door iemand wel bij naam te noemen, maar niet aan te kijken), anderzijds is dat het geven van taakgerichte aandacht waarbij je juist wel contact maakt. Een goed moment daarvoor is bijvoorbeeld wanneer je ziet dat een sporter begint af te haken en opzoek gaat naar aandacht (“Kees, je bent goed bezig! Nog 5 minuten volhouden en dan hebben we een korte drinkpauze.”). Met name dat eerste klinkt simpel, maar is best ingewikkeld om consequent vol te houden.

Andere artikelen uit de serie

Deel 1 - Beïnvloeding
Deel 2 - Groepsdynamisch observeren
Deel 3 -De ongeschreven regels
Deel 4 - Op welke wijze kun jij als trainer beïnvloeden (volgt)

Bronnen

[i] Deze normen worden beschreven in het artikel Het mag meer ons zijn (Dokman, I., Oldeboom, B., Visser-van Balen, H., Beusekom, R.); 2023