“Wat nou als ik val” - “Iedereen kijkt naar me” - “Nú moet het gebeuren” - “Zij zijn toch allemaal beter”. Iedereen heeft een interne dialoog. Bij sommige mensen staat die interne stem wat meer op de voorgrond, bij anderen wat minder, en het level van negativiteit verschilt per persoon. Maar iedereen heeft zo’n stemmetje in zijn of haar hoofd die commentaar levert op wat er gebeurt. Op zich is er met dat interne geklets niks mis, maar soms leidt het tot problemen. Hoe herken je een (problematische) interne dialoog bij jezelf en je sporters, en wat kan je ermee?
Je innerlijke dialoog (of innerlijke criticus) kan je zien als een soort sportcommentator in je hoofd, die constant commentaar geeft op alles wat er gebeurt, inclusief op jou zelf. Dat commentaar voegt logica toe, legt verbindingen, waarschuwt voor risico’s of helpt met het vormen van een samenhangend verhaal. Op zich niks mis mee, tot die innerlijke dialoog ineens te kritische of angstige commentaren gaat leveren. Sporters met faalangst, weinig zelfvertrouwen of angst om zich te blesseren hebben vaak zo’n stemmetje in zich wat die angst versterkt. Op hele belangrijke momenten (denk aan grote wedstrijden of belangrijke presentaties) kan dat stemmetje soms ineens negatief of angstig worden. “Straks val je en iedereen ziet het”, “Zo vaak is dit nog niet goed gegaan op training”, “Als je rent ziet iedereen je vetjes wiebelen”, “Dit kan niet, je gaat vallen, en dan breek je je enkel”, “Straks word je rood en ga je stotteren”, “Weet je wel zeker dat je presentatie het doet?” Misschien herken je als coach dit soort gedachten ook wel.
Zo’n interne dialoog kan heel vervelend zijn, vooral als het je zelfvertrouwen onderuit haalt. We doen dan ook vaak ons best om die stem te negeren, weg te drukken, of er zelfs fel mee in discussie te gaan. “Nee hoor! Ik sta toch goed, ik ga echt niet vallen!” Maar waarom is die stem er eigenlijk, en waarom wordt het op cruciale momenten juist zo angstig en kritisch?
De stem van die commentator is een angstige stem, uit een heel oud deel van ons brein, het deel wat zich nog niet heeft aangepast aan de moderne wereld. Volgens dit stukje oerbrein is het nog steeds levensgevaarlijk als je je been breekt, of als je door je kudde wordt buitengesloten. Dus als jouw commentator dat als mogelijkheid ziet, vindt jouw oerbrein dat heel eng.
Zolang je geen gekke dingen doet voelt jouw commentator zich prima. Maar als je ineens een belangrijk moment hebt wordt het spannend - wat als het misgaat? Dus je commentator doet wat hij kan: hij waarschuwt je. “Heb je je veters wel gecheckt?”, “Dit kan je niet, je gaat vallen.”
Die commentator in je hoofd heeft het beste met je voor. Hij wil dat het goed met je gaat, dat je de dag veilig en wel overleeft. Klinkt een beetje tegenstrijdig, want zo aardig is die stem vaak niet, maar toch is het zo. Jouw commentator vindt het beter dat je je een beetje onzeker voelt, dan dat je je been breekt of jezelf zodanig voor schut zet dat je er niet meer bij hoort. Tough love!
Dus die commentator wil ons beschermen. Dan is onze strategie om daarmee om te gaan wel lastig, bedenk maar eens, je commentator wil je waarschuwen, en jij doet net of je het niet hoort! Dus je commentator verheft zijn stem. “HEY - JA JIJ, je kan dit niet, doe maar niet!” Voor je het weet staat hij te springen, aan je haren te trekken en in je oren te gillen. Negeren is vaak niet de beste manier om met je interne dialoog om te gaan. Hetzelfde geldt voor het aangaan van de discussie, dan sta je ineens minutenlang met je commentator te worstelen.
Maar wat kan je dan wel doen?
Je interne commentator probeert je te coachen en te helpen, ook al voelt dat niet altijd zo. Ongevraagd advies krijg je regelmatig, maar van een vriend of familielid is het makkelijker naast je neer te leggen dan van je eigen hoofd. Toch mag je het zo zien, het is een tip van een buitenstaander, jij mag kiezen kiezen wat je er mee doet.
Het werkt vaak het beste om even naar je innerlijke commentator te luisteren. Goh, ja joh? Je vindt het spannend zie ik. Dankjewel voor je waarschuwing, ik neem het mee, maar ik kies er toch voor om het te doen. Als je commentator zich gehoord voelt kan hij weer rustig ademhalen. Misschien ziet hij daarna wel weer iets nieuws om je voor te waarschuwen, maar hij gaat in elk geval niet in je oor staan schreeuwen.
Onthoud dat jij uiteindelijk je eigen keuzes maakt. De input van je commentator is maar één van de vele meningen. Leg op rustige momenten eens wat verschillende input naast elkaar. Je commentator vindt het eng. De coach zegt dat je het kan. Een andere teamgenoot heeft het ook gedaan zonder zich ontzettend pijn te doen. Je hebt de voorbereidende oefeningen allemaal zonder problemen doorlopen. Met al die input mag jij kiezen wat je doet.
Als je ziet dat sporters last hebben van hun interne commentator helpt het vaak niet om ze door hun angst heen te pushen, dan vraag je ze eigenlijk de verkeerde strategie toe te passen (“Gewoon doen!” betekent: “Negeer je commentator en doe het gewoon!”)
Een voorbeeld:
Commentator: “Je kan dit niet, het is te eng/zwaar/moeilijk!”
Alternatieve input van de coach of sporter: “Ik kan het nog niet, maar ik wil het graag leren. Wat is een eerste (tussen)stap?”
Het hebben van een interne dialoog of commentator is heel normaal. Je commentator is er om je te helpen, ook als de input angstig of kritisch klinkt. Zie het vooral als een teamgenoot met goede bedoelingen, die het allemaal een beetje spannend vindt. Luister, maar maak je eigen keuze. De input van de commentator is maar één van de vele meningen. En onthoud: een dapper mens is niet iemand die geen angst voelt, maar iemand die de angst weet te overwinnen.
Nicky Bosman is sportpsycholoog (VSPN) en begeleidt het mentale proces van sporters en andere toppresteerders.