Slechts een klein percentage succesvolle junioren slaagt erin om op latere leeftijd op hetzelfde niveau te presteren. Datzelfde geldt ook andersom: weinig sporters die succesvol zijn bij de senioren waren dat ook al in de jeugd. Dit blijkt uit een recente analyse van meer dan 60.000 (inter)nationale sporters en medaillewinnaars, zo berichtte Topsport Topics afgelopen maand op hun website.
Bekend was al dat atletiekprestaties op jonge leeftijd geen garantie zijn voor toekomstig succes. Dat dit ook geldt voor andere sporten, verschillende leeftijdscategorieën en prestatieniveaus – bij zowel jongens als meisjes – blijkt uit een recente overzichtsstudie gepubliceerd in Sports Medicine. De Duitse onderzoeker Arne Güllich en collega’s concluderen dat talentontwikkelprogramma’s zich niet moeten richten op het behalen van succes op jonge leeftijd, maar dat er meer aandacht moet worden besteed aan het bouwen van een basis voor toekomstige groei en verbetering gedurende de hele topsportcarrière.
Hierbij adviseert Güllich om veelgebruikte selectiestrategieën voor talentontwikkelprogramma’s te herzien. In plaats van alleen de beste jonge sporters te selecteren, is het volgens hem belangrijk om te bepalen welke junioren die momenteel niet op het hoogste niveau presteren, de meeste potentie hebben voor ontwikkeling op de langere termijn.
Bekend is dat prestaties van atleten op jonge leeftijd geen garantie voor toekomstig succes zijn.
Nieuw is dat weinig succesvolle junioren op latere leeftijd hetzelfde competitieniveau bereikten als senioren, en weinig succesvolle senioren op juniorleeftijd een vergelijkbaar wedstrijdniveau hadden. Daarnaast zouden talentontwikkelprogramma’s in plaats van de focus op het behalen van succes op jonge leeftijd, zich moeten richten op het bouwen van een goede basis voor presteren op de lange termijn.
In zijn analyses onderscheidde Güllich drie niveaus bij zowel de junioren als de senioren: nationaal niveau (deelnemers nationale kampioenschappen of top-20 nationale ranglijsten), internationaal niveau (deelnemers internationale kampioenschappen zoals Olympische Spelen, EK of WK of top-20 internationale ranglijsten) en internationale medaillewinnaars (medailles op Olympische Spelen, EK of WK). Bij atletiek en zwemmen keken de onderzoekers naar een bredere doelgroep voor internationaal niveau: de top-50 bij atletiek en de top-25 in de Europese zwemranking. Deze prestaties kwamen namelijk overeen met die van deelnemers aan internationale kampioenschappen.
Het percentage sporters dat hetzelfde niveau bereikte als junior en senior was het laagst bij het hoogste competitieniveau en de jongste leeftijdscategorie bij de junioren. Met andere woorden: relatief weinig medaillewinnaars, helemaal in de jongste leeftijdscategorie, konden op volwassen leeftijd hetzelfde prestatieniveau handhaven. Dat is in lijn met de verwachting, omdat oud-junioren uit verschillende leeftijdscategorieën uiteindelijk strijden om dezelfde medailles bij de senioren.
Een op de tien junioren op internationaal niveau, met een leeftijd tussen de 13 en 17 jaar, slaagde erin om op hetzelfde niveau te presteren als senior. Evenzo had minder dan twee op de tien internationaal presterende senioren op juniorleeftijd een vergelijkbaar niveau behaald.
In totaal had 69 en 98 procent van de medaillewinnaars bij de senioren niet het allerhoogste niveau in de oudste en jongste leeftijdscategorie bij de junioren, respectievelijk. Op welk niveau zij wel presteerden -nationaal, internationaal of op een lager niveau- is echter onduidelijk. Het is daarom onbekend of sporters al een bepaald minimaal niveau moeten hebben bij de junioren om te strijden om de medailles bij de senioren.
Hoe ouder de leeftijd waarop een juniorsporter een topprestatie levert, hoe groter de kans dat die dat ook doet als senior. In totaal behaalde 25 procent van de internationale junioren tussen de 17 en 19 jaar hetzelfde niveau als senior zijnde. Bij de meest succesvolle junioren van die leeftijd – de medaillewinnaars – behaalde 16 procent uiteindelijk een medaille op volwassen leeftijd.
Omdat de groep succesvolle sporters bij de junioren en senioren nauwelijks overlapt, betekent het uitblinken op jonge leeftijd niet automatisch dat een sporter hetzelfde succes zal behalen als volwassene. Het is duidelijk dat prestaties bij junioren en senioren door verschillende factoren en omstandigheden tot stand komen. Talentontwikkelprogramma’s zouden hier rekening mee moeten houden en focussen op de ontwikkeling van sporters op de lange termijn in plaats van succes op de korte termijn.
Meer informatie over het onderzoek en de bronnen vind je op de website van Topsport Topics.
In deze aflevering van de Topsport Topics Podcast wordt dieper ingegaan op het proces van de instroom, doorstroom en uitstroom van sporters. Hoe ziet zo'n proces eruit? Wat draagt bij aan besluitvorming? En hoe zorg je ervoor dat dit op een onafhankelijke en consequente manier gebeurt? Nikki Kolman vraagt het aan experts op dit gebied: Kayan Bool, Prestatiemanager talentontwikkeling TeamNL, en Chiel Willems, Hoofdcoach talentontwikkeling Judo Bond Nederland.