Sinds 2020 voldoen steeds minder Nederlanders aan de beweegrichtlijnen, met name doordat we minder fietsen en soms ook wandelen. Positief nieuws is dat vooral jongeren wel meer zijn gaan sporten. Maar niet alleen gáán sporten is belangrijk, ook het blíjven sporten is dat voor het behalen van de beweegrichtlijn. Daarom is het belangrijk sportuitval door blessures tegen te gaan.
Uit onderzoek onder 25.000 sporters bleek dat 18 procent van hen in de afgelopen twee jaar geblesseerd was geraakt. Bijna 1200 geblesseerde sporters, (4,7 procent van alle sporters) zijn daarna, vanwege deze blessure, gestopt met hun sport en zijn dus een sportuitvaller. Een zware blessure hoeft niet per definitie het einde van de ‘sport- en beweegcarrière’ te betekenen, maar voor sommigen is dat het wel. Dertig procent van de sportuitvallers, is helemaal gestopt met sporten en doet helemaal niks meer. Zorgwekkend is ook dat veel van hen niet alleen zijn gestopt met sport, maar ook met bewegen. Nog maar een op de vier voldoet aan de beweegnorm. Uit nader onderzoek is gebleken dat het niet per definitie de blessure waardoor sportuitvallers helemaal niet meer kunnen sporten. Ook angst voor pijn of het niet weten wat je aan sport kunt gaan doen zorgt er dat ze niet meer gaan sporten. Het is daarom belangrijk te achterhalen hoe deze geblesseerde sporters beter begeleid kunnen worden naar een andere sport- en beweegomgeving. |