Het is een erkenning voor het coachvak. Want dat is het coachen, een echt vak, zo heeft nu ook de overheid – met erkenning van een tweejarige hbo-opleiding – ingezien. Wie dat wil, kan nu een studie volgen die je vormt tot Topsport- en Talentcoach.
De opleiding geeft je een theoretisch en praktisch fundament onder de huidige activiteiten als trainer-coach, biedt topsporters de kans na hun sportieve carrière door te stromen in het coachvak en geeft jonge CIOS- en Sport&Bewegen-studenten een logisch vervolg richting een baan in de topsport. Vanaf september zijn er drie opleidingen – Hanzehogeschool, Hogeschool van Amsterdam én Fontys Hogeschool – die de zogeheten Associate degree-opleiding aanbieden.
In Amsterdam komt aan de HvA dezer dagen een eind aan het eerste studiejaar voor de Topsport- en Talentcoach-klas. Ondertussen wordt een nieuwe groep van zo’n twintig studenten voor 2023-2024 zorgvuldig gescreend. In Eindhoven loopt eenzelfde aantal studenten zich warm voor de opleiding aan de Fontys Hogeschool. Daar vindt de officiële start van de tweejarige hbo-opleiding in september plaats. De Hanzehogeschool in Groningen was al enkele jaren terug begonnen met een trainer-coachopleiding op hbo-niveau. Na de start van de AD-opleiding kunnen studenten zich daar in de tweede fase specialiseren als Sportondernemer, Ondernemende Leefstijlcoach, Buursportcoach of, ook, Topsport- en Talentcoach. Een tiental studenten met topsport als specialiteit, is inmiddels afgestudeerd in Groningen.
Om voor de opleiding voor Topsport- en Talentcoach in aanmerking te komen, gelden de volgende toelatingseisen: een mbo 4-diploma, bijvoorbeeld Sport&Bewegen of CIOS, afgeronde havo of vwo-opleiding of een eventuele 21+-toets voor potentiële studenten-zonder-diploma. Dat is echter niet voldoende. Minstens zo belangrijk is een relevante leerwerkplek in een (inter)nationale (top)sport- of talentsportomgeving. Die moet je zelf al geregeld hebben. Het is noodzakelijk dat je, betaald of onbetaald, minimaal 16 uur per week als trainer-coach actief bent op een plek waar topsporters of talenten worden opgeleid, om daar de opdrachten in de praktijk uit te kunnen voeren.
“Het is mooi als de jongere generatie feedback krijgt van de ouderen en andersom”
De opleiding richt zich op relatief jong publiek, maar Fontys en HvA streven naar een mix met meer ervaren studenten. Opleidingsmanager Jos Goudsmit zag tot op heden bij Fontys vooral aanmeldingen van jonge studenten binnenstromen. HvA-docent Martin Breedijk spreekt over een beginjaar met een mooi gemêleerd gezelschap. “Een aantal mensen staat aan het begin van een coachcarrière. Zij hebben hiervoor bijvoorbeeld Sport&Bewegen op het mbo gedaan. Maar we hebben ook topsporters die zich alvast voorbereiden op een vervolg na hun actieve loopbaan en die, met een aangepast traject, bij ons de eerste stappen in die richting zetten. En een coach die zich met zijn atleet probeert te kwalificeren voor de Olympische Spelen in Parijs. Deze heel ervaren coach, die letterlijk alles al heeft meegemaakt, wil zichzelf nog eens een boost geven. Die denkt, mede dankzij onze input, na over wat voor coach hij was en wat voor coach hij wil worden.”
De kruisbestuiving tussen jong en rijp, tussen relatief onervaren en gepokt en gemazeld, werkt juist heel goed. “Het is een heel hechte groep geworden, die geregeld bij elkaars club of team op bezoek gaat ook. We beginnen de woensdag, onze vaste inspiratiedag, altijd met een uurtje reflectie. Dan kan iedereen voorbeelden uit eigen coachsituaties aanhalen, iets ter sprake brengen wat ze op tv hebben gezien of een dilemma aankaarten. Dan kan het gaan over specifieke spelsituaties, maar ook – en vooral – over omgaan met ouders, over tegenslag, over het gedrag van pubers. Het is mooi als de jongere generatie feedback krijgt van de ouderen. En andersom.”
Zowel bij de Hogeschool van Amsterdam als Fontys Hogeschool betreft het een deeltijdopleiding die je in twee jaar af kunt ronden omdat je, naast de contacturen op school, ook tijdens je werkzaamheden als coach kunt werken aan je opdrachten. De opleiding vraagt een wekelijkse inspanning van 40 uur: 8 contacturen op school, 12 uur zelfstudie én 20 leeruren op de werkplek bij Fontys. Bij de HvA is de verdeling net anders, 8 om 16 en nog eens 16 uur. Voordeel is wel dat je dus niet, naast de club of bond waar je al werkt, een andere ‘stageplek’ hoeft te zoeken. Dat zou dubbelop en te belastend zijn. Goudsmit: “Het is juist prettig als je met onze opdrachten en inzichten aan de slag kunt op de plek waar je je weg al hebt gevonden. En waar je alleen maar beter gaat worden.” Breedijk: “Dat is een belangrijk gegeven. We richten ons dus op mensen die al in de sport werkzaam zijn.”
Voor sommigen kunnen de kosten nog wel een struikelblok vormen. Wie de Associate degree-opleiding gaat doen, betaalt iets meer dan tweeduizend euro per collegejaar. Dat is nog te doen natuurlijk, maar als je eerder een andere AD-opleiding, bachelor- of masteropleiding hebt voltooid, moet het zogeheten instellingscollegegeld worden betaald. Dat is pakweg 6.500 euro. “Voor sommigen zal het een reden zijn geweest om het toch maar niet te doen. Dat vinden wij natuurlijk erg jammer. Mede daarom kijken we, onder meer met NOC*NSF, naar een mogelijkheid om extra financiële ruimte te creëren, maar dat is knap lastig”, aldus Breedijk, de opleidingscoördinator AD Sport bij de HvA.
Breedijk is een van de docenten in Amsterdam. Naast hem staan ook Charles Urbanus, Remco Koopmeiners, Sabrina Oudkerk Pool en Peter van Paassen voor de klas. Bovendien werden in het eerste jaar geregeld gastdocenten van naam - Jeroen Otter, Guus Hiddink, Remy de Wit en sportarts Simon Goedegebuure – plus een aantal specialisten uit NOC*NSF-hoek ‘ingevlogen’.
Elke opleiding geeft zijn eigen invulling aan het lesprogramma. “Maar uiteindelijk werken we allemaal toe naar hetzelfde einddoel”, aldus Goudsmit. We leren de studenten hoe ze trainingen moeten geven, moeten coachen, sporttechnisch beleid moeten ontwikkelen en andere kerntaken kunnen uitvoeren.
De opleiding in Amsterdam is volgens Breedijk op het lijf geschreven voor coaches die zich na een mbo-opleiding verder willen ontwikkelen. Die zich bewuster willen worden van hoe ze coachen, hoe ze omgaan met talenten en toppers, met een begeleidingsteam én alle zaken daar omheen. Er wordt gewerkt met vier semesters en vier thema’s: de atleet (onder meer over de relatie tussen sporter en coach, over trainingsschema’s en coachen), het begeleidingsteam (over het managen daarvan, over de omgang met de fysio over onder meer samenwerken), het ‘team around the team’ (media, ouders, sponsors) en het podium. In dat laatste halfjaar is er onder meer een eindopdracht.
Bij Fontys worden komend schooljaar net wat andere accenten gelegd. Daar is de keus gemaakt om met kortere modules te werken. Er is vanzelfsprekend een vastomlijnd leerplan, maar studenten kunnen ook zelf aangeven op welke specifieke terreinen ze extra willen worden onderwezen. Opleidingsmanager Goudsmit, met Roel Nabuurs, Carls Geurts en Lieve van Mechelen, een van de docenten: “We hebben bewust voor die verschillen tussen de opleidingen gekozen. Maar beide vinden we vooral leren in de praktijk, daar staat een Associate degree ook echt voor, erg belangrijk. Daar vinden we onze gezamenlijkheid.”
De opleidingen zijn weliswaar ‘concullega’s’, ze werken goed samen. Zo werd een student van de Hanzehogeschool naar Amsterdam doorverwezen. “De student was werkzaam bij FC Groningen en kon dat niet combineren met vijf dagen studie. Eén dag onderwijs in Amsterdam paste daar beter bij en was makkelijker te combineren dan elke dag naar school in Groningen.”
“Je moet grensverleggend zijn, zonder grensoverschrijdend te worden” Jos Goudsmit
Breedijk en Goudsmit zijn – nu de eerste heldere, frisse contouren zichtbaar worden van wat jarenlang een papieren idee was – vooral “blij met de erkenning door de overheid, door het ministerie, dat het vak van coach ook echt een beroep is.” Dat is ook voor de studenten een grote plus. “Ze hebben met deze opleiding bovendien een hogere kwalificatie op de arbeidsmarkt, er was nog geen sportopleiding op niveau 5 in Nederland.” Goudsmit vindt het daarnaast belangrijk om te constateren dat de studie niet alleen leidt tot “een stukje professionalisering, maar dat de studie ook onafhankelijker is dan heel wat andere trainersopleidingen. Tot op heden is een bond bijvoorbeeld behalve opleider, ook werkgever én begeleider van talenten, toppers én coaches. De bond zit daarbij vaak op meerdere stoelen. Met een opleiding op hbo-niveau ontstaat meer onderscheid en diversiteit. We willen wel samen met de bonden optrekken. Dat zal de sport vooruit helpen.”
Het duo is er trots op dat ze straks een nieuwe lichting coaches af mogen leveren. Breedijk: “Het is mooi als je straks jonge coaches hebt die bewust zijn van wie ze zijn en wat ze doen. Die weten wat er nodig is om een optimaal topsport- en talentsportklimaat te creëren, waarbij de potentie van de sporters ten volle benut kan worden. Grensverleggend te zijn, zonder grensoverschrijdend te worden. Dat wordt een hot issue in de sport de komende tijd.”
Dit is een artikel uit het vakblad NLCOACH, editie juni 2023. Meer informatie over een abonnement op NLCOACH vind je hier.