Coachen met zorg: De rol van de coach in het voorkomen van verstoord eetgedrag bij sporters

Er kunnen talloze oorzaken zijn voor het ontwikkelen van verstoord eetgedrag bij sporters, variërend van persoonlijke en sociale tot biologische factoren. De coach speelt hierin een cruciale rol, die zowel positief als negatief kan uitpakken. Als coach kun je iemand ondersteunen en begeleiden naar een gezondere relatie met voeding, maar je kunt onbewust ook bijdragen aan het versterken van ongezonde patronen of overtuigingen. Het is daarom van groot belang dat coaches zich bewust zijn van hun impact en zich richten op het bevorderen van een gebalanceerde en gezonde benadering van voeding en welzijn.

Wat is verstoord eetgedrag?

Verstoord eetgedrag kan worden gezien als een continuüm, zoals het plaatje hieronder laat zien. Helemaal links staat een gezonde relatie met voeding, en helemaal rechts een klinisch vastgestelde eetstoornis:

  • Anorexia: Mensen met anorexia eten extreem weinig omdat ze bang zijn om aan te komen, zelfs als ze al ondergewicht hebben.
  • Boulimia: Bij boulimia wisselen periodes van overmatig eten af met pogingen om het voedsel kwijt te raken, zoals door braken of overmatig sporten.
  • Eetbuistoornis: Mensen met een eetbuistoornis eten regelmatig grote hoeveelheden voedsel in korte tijd, zonder daarna te proberen het eten te compenseren.

Tussen gezond eetgedrag en een klinische eetstoornis zit echter nog veel variatie, zoals bijvoorbeeld prestatiegericht eten. Denk aan een marathonloper die voor de race extra koolhydraten eet. Dat is op zich geen probleem, maar wanneer prestatiegericht eten een obsessie wordt, kan dat wel problematisch worden.

Sporters kunnen ook symptomen van een eetstoornis vertonen zonder volledig aan de criteria te voldoen. Voorbeelden van symptomen zijn obsessieve gedachten over voeding of lichaamsvorm, ongezonde dieetgewoontes zoals vasten, overgeven, gebruik van laxeermiddelen of gewichtsverlies-supplementen, en compensatiegedrag zoals excessief sporten. Of het eetgedrag als problematisch wordt gezien, hangt af van de mate waarin het gedrag of de gedachten rondom voeding een negatief effect hebben op iemands gezondheid, sociale leven en/of werk. Als een sporter bijvoorbeeld niet meer naar verjaardagen gaat, werkborrels overslaat of wakker ligt van gedachten rondom eten, is er sprake van een probleem.

Het kan dus zo zijn dat een sporter op het oog prima eet, zelfs vrij gezond, maar door obsessieve gedachten over eten toch lijdt aan een eetprobleem. Eetproblemen komen in allerlei vormen en maten, sommige zichtbaar, anderen niet.

Risico's van verstoord eetgedrag

Sporters met eetproblemen lopen niet alleen meer risico op blessures en een slechter herstel, maar hun training kan ook minder effectief worden. Daarnaast zijn er serieuze gezondheidsrisico's. Een mogelijk gevolg is chronische vermoeidheid en het verlies van menstruatie, en er zijn duidelijke negatieve effecten op groei, vruchtbaarheid en botdichtheid. Sporters kunnen zich daarnaast depressief, angstig of eenzaam voelen, en er is een groter risico op middelengebruik en zelfbeschadiging.

Mogelijke oorzaken

Eetproblemen zijn complex en er is zelden één duidelijke oorzaak. Persoonlijke en psychologische factoren, zoals het meemaken van een traumatische gebeurtenis, faalangst of perfectionisme, kunnen iemand vatbaar maken voor eetproblemen. Binnen de sportwereld komen daar nog extra risicofactoren bij.

Sommige sporten hechten belang aan een bepaald gewicht of lichaamsvorm voor een (verwacht) prestatievoordeel. Denk aan de overtuiging “hoe lichter, hoe beter” in sporten zoals wielrennen of marathonlopen, maar ook in klimmen, skispringen en hoogspringen. In sporten als turnen, synchroonzwemmen, kunstschaatsen en bodybuilding is lichaamsvorm een centraal thema, omdat je op je lijnen en vorm wordt beoordeeld. Gewicht speelt natuurlijk ook een rol in sporten met gewichtsklassen, zoals vechtsporten. Wanneer er een verband lijkt te bestaan tussen gewicht/lichaamsvorm en prestaties, kan dit een reden zijn om in obsessief eetgedrag te vervallen.

Andere unieke risicofactoren in de sport zijn bijvoorbeeld het dragen van strakke of onthullende sportkleding, zoals bij de zwemsporten, beachvolleybal en schaatsen. Sporters zijn veel bezig met hun lichaam, met hoe het presteert, herstelt en functioneert. Deze focus kan doorslaan naar een obsessie. Het kan daarnaast veel druk geven wanneer sporters het gevoel hebben bekeken te worden, of dat nou is in een vol Thialf-stadion of door tien ouders langs het zwembad.

Ook weten we uit wetenschappelijk onderzoek dat opmerkingen van coaches of medesporters veel invloed kunnen hebben op hoe sporters naar hun lichaam en eetgewoontes kijken. Sterker nog, druk van coaches wordt in meerdere studies genoemd als een van de grootste risicofactoren voor verstoord eetgedrag!

Leg altijd de nadruk op wat het lichaam kan, in plaats van hoe het eruitziet

Wat kun je als coach doen?

Als coach is het belangrijk om niet te veel nadruk te leggen op eten en gewicht. Gebruik gewicht of lichaamsvorm nooit als reden om iemand te (de)selecteren en vermijd het labelen van voeding als 'gezond' of 'ongezond'. Voeding is brandstof voor het lichaam, en er bestaat geen slecht voedsel. Maak geen opmerkingen over het gewicht of de lichaamsvorm van je pupillen en vergelijk ze niet met andere sporters. Leg altijd de nadruk op wat het lichaam kan, in plaats van hoe het eruitziet.

Als er onderling toch over voeding, gewicht of uiterlijk gesproken wordt, benadruk dan dat er verschillende lichaamstypes bestaan en dat elk type zijn eigen unieke krachten en zwaktes heeft. Een sixpack, bijvoorbeeld, past niet bij elk lichaamstype, en dat is helemaal oké.

Op social media worden (jonge) sporters constant geconfronteerd met perfecte lichamen en allerlei manieren om dat lichaam te bereiken (denk aan "what I eat in a day"-video's en "workouts to look your best"). Het is daarom extra belangrijk om een genuanceerd beeld over voeding en het lichaam over te brengen op je pupillen. Leer je sporters dat het gezond, energiek en fit zijn het allerbelangrijkste is. Daarvoor moet je gevarieerd eten, voldoende slapen en goed bewegen.

Als je vermoedt dat een sporter mogelijk een probleem heeft met eten, probeer dan in een rustige en veilige setting het gesprek aan te gaan. Vraag naar hun eetgewoontes, maar vooral ook of ze zich prettig voelen in hun eigen lichaam. Zijn ze bezig met eten om beter te presteren, of om er anders uit te zien? Stel je sporter gerust door te benadrukken dat er geen perfect sportlichaam bestaat en dat goed eten belangrijk is voor herstel. Als je denkt dat er een probleem is, moedig je sporter dan aan om hulp te zoeken bij ouders, een huisarts, een sportdiëtist of een sportpsycholoog.